Van 1875 tot 1907 waren dit de huisnummers op de Haagsemarkt. Daar zit op het eerste gezicht weinig logica in.
De huisnummers van de Princenhage liepen in die tijd volgens de ‘postboderoute’. Nummer 1 was aan het begin van de Voorstraat (nu Haagweg) aan de noord-oostkant, de nummering liep door tot 118 op de Haagsemarkt, ging daarna het hoekje om de Heilaarstraat (Kerkstraatje) in, tot aan het eind daarvan. Stak daarna de straat over en liep terug naar de Markt, nummer 217. Daarna volgde hij de Liesbosstraat en terug, opnieuw bij de Markt rechtsaf, waarna het Slikstraatje. Etcetera.
Vandaar de rare nummervolgorde.
De voorgevel van dit pand dateert van 1928 en is het werk van de Bredase bouwkundige/architect J.A. van Dongen. Deze architect heeft meer gevels in de straat ontworpen, waarbij hij de stijl 'leende' die in die tijd in de mode was., Bij dit pand is de gelijkenis treffend met het werk van architect Dudok 10 jaar eerder in Hilversum (Anemonebuurt) .
Het pand is in de jaren '90 afgebroken.
Het kleine hokje is het toilet, zoals bij alle huizen in 1900 stond het toilet buiten..
Haagsemarkt 16 is ontworpen door architect Joh. A. van Dongen en sinds 1928 in gebruik geweest als ‘slagerij Speek’. Het gebouw is in WO II getroffen door een bom, welke schade geheel werd hersteld. De gevel bevat veel details, waarvan veel - in oorsprong- smeedwerk.
In de jaren 90 is de gevel wit gemaakt, het blijkt technisch ingewikkeld om de gevel weer in de oorspronkelijke luister te herstellen.
Vanaf 1890 reed de paardentram over de Haagsemarkt. De ZNSM bezat vier open trams en vier gesloten exemplaren. Alle van Belgische makelij. Later kwam de stoomtram voor het zwaardere werk.
Het traject liep van het Bredase station naar het Liesbosch en splitste op de Haagsemarkt met de lijn naar de Belgische grens. De paarden werden geleased van stalhouderij 'van Opstal' in het centrum van Breda (het huidige parkeerterrein Mols)
De stoomtram reed van 1893 tot 1926 door Princenhage. De lijn was een initiatief van Belgische investeerders en (dus) was de tram van Belgische makelij; niet van Bakker en Rueb, zoals vele Bredanaars denken. Men vervoerde reizigers en goederen, waaronder vee en bieten. Viermaal daags tot aan de Belgische grens en vijfmaal daags naar Oudenbosch. De trams werden onderhouden in de -inmiddels afgebroken- tramremise aan de Mastboschstraat.
Het gebouw is ontworpen door Herman Huijsers en kwam in 1792 gereed. De voorgevel is van baksteen met vier Ionische pilasters in natuursteen. Bovenaan de gevel bevindt zich een brede kroonlijst met hierboven in het midden een fronton. Het gebouw heeft een schilddak. Hierop staat een achtkantig open dakruiter dat zelf een koepeldak heeft. Hierin hangt een klokje uit 1763, vervaardigd door Johannes Specht. In het raadhuis waren onder andere een burgemeesterskamer en een secretarie. Onder het raadhuis bevond zich het cachot waar arrestanten werden opgesloten. Het gebouw heeft tot na de Tweede Oorlog dienst gedaan als raadhuis.
Het Roode Hert, de oudste herberg/café van Breda en de op één na oudste van Noord Brabant. Vroeger genaamd 'Den Hert'. Misschien komt de naam van 'de roode haard'; rode herten zijn in de buurt nooit waargenomen.
In 1936 werd het Roode Hert ingrijpend verbouwd, onder meer kwam er een nieuwe gevelindeling.
Hoe zag de indeling er voor die verbouwing uit? Krijg hier een indruk.