In 1900 reden er trams door Princenhage, aanvankelijk getrokken door paarden later door stoomlocomotieven. Op de markt splitste de lijn naar Antwerpen zich af van de lijn naar Liesbosch/Oudenbosch.
Op 3 november 1889 richtten in Breda enige rijke Belgen de Zuid-Nederlandsche Stoomtramweg Maatschappij, ZNSM, op.
Doelstelling was: “het aanleggen, exploiteren, huren en verhuren van tramwegen in de Nederlanden en in het buitenland”. De aanleg heeft zich echter alleen maar tot West-Brabant beperkt.
Op 24 juli 1890 werd de tramlijn Breda (Haagpoort)–Princenhage–Rijsbergen–Zundert–Wuustwezel in gebruik genomen. Vanaf Princenhage werd op 10 augustus 1890 het traject naar het Liesbosch en Etten geopend en een week later kon men doorreizen naar Oudenbosch. Omdat de spoorwegovergang in Etten (Markt/Hoevenseweg) nog niet gereed was, werd tot 30 november 1890 het vervoer uitgevoerd door een paardentram. Vanaf december 1890 kon men tweemaal per dag met de stoomtram van Breda naar Oudenbosch. Later werd dit lijntje doorgetrokken naar Oud-Gastel dat weer aansloot op de lijn Roosendaal-Willemstad.
De trams vervoerden zowel passagiers en kleinvee als vracht. Naar Antwerpen en het Liesbosch voornamelijk passagiers, vanuit Oudenbosch veel suikerbieten.
Hier ziet u het enkele trams. Van links naar rechts:
– de vroegste paardentram met open carrosserie,
– een verbeterde versie met gesloten ramen,
– een loc voor het zwaardere werk en
– rechts de enige tram van Bredase makelij, het ‘Backertje” gebouwd door Backer en Rueb die in de nadagen van de de tramlijn (begin jaren ’30) ingezet werd.
De lijn sloot bij Wuustwezel aan op de tramlijn naar Antwerpen. In eerste instantie moest men daar overstappen vanwege de verschillen in spoorbreedte. Later werd de Belgische spoorbreedte ook hier doorgevoerd en kon men bij Wuustwezel doorrijden.